Beuk
Fagus sylvatica
Geslacht | Familie |
---|---|
Fagus | Fagaceae |
beuk | Napjesdragersfamilie |
Plantjaar: 1960 (geschat)
Beschrijving van de soort Fagus sylvatica:
De beuk (Fagus sylvatica) is een plant uit de napjesdragersfamilie (Fagaceae). Het is een van nature in Europa voorkomende boom. De wetenschappelijke naam van het geslacht is afkomstig van het oud griekse woord phegos, “eik”. De soortaanduiding sylvatica is afgeleid van ‘silva’ (= bos).
De beuk kan tot 46 meter hoog worden. De stam is glad en grijs en de bast is dun, waardoor de boom bij plotse blootstelling aan zonlicht gevoelig is voor schorsbrand. Het blad is veernervig, licht gegolfd en licht glanzend.
De plant is eenhuizig; er zijn dus mannelijke en vrouwelijke bloemen aan dezelfde boom. De knoppen zijn langwerpig en geschubd. De bestuiving vindt plaats door de wind. De beuk kan goed tegen schaduw.
De beukennootjes worden omsloten door een napje, dat gevormd wordt uit de vruchtbladen en de schutbladen. In elk napje zitten twee nootjes. Als de nootjes rijp zijn opent het napje in vier delen en vallen de beukennootjes op de grond. De beukennootjes worden onder andere verspreid door eekhoorns, die ze als wintervoorraad gebruiken. Beukennootjes, die tot de echte noten worden gerekend, zijn voor menselijke consumptie geschikt.
De beuk gedijt goed op vochthoudende, goed doorlatende, kalkrijke, leemhoudende bodem. Hij verdraagt hoge waterstanden of droge zandgronden niet. De boom leeft in symbiose met een schimmel (mycorrhiza).
Een oud Veluwse gezegde, dat betrekking heeft op inslagen van de bliksem en de beschermende werking van de beuk:
De eiken moet je wijken, de beuken moet je gebreuken
Het gaat dan om het wortelstelsel. Wanneer een bliksem in een eik slaat, wordt de kracht niet zoals bij een beuk diep in de grond afgevoerd; je staat dus bij een overval van onweer met bliksem, veilig(er) onder een beuk dan onder een eik. Enige wetenschappelijke onderbouwing is niet voorhanden. Daarentegen is het wel zo dat de beuk vaak los zittende, dode takken in zijn kruin bewaart. Deze kunnen bij onweer of felle windstoten naar beneden komen, wat niet bijdraagt aan een veilige schuilplaats bij stormen.
Omdat de beuk in symbiose met een schimmel leeft mogen de wortels van het plantgoed nooit schoon gespoeld worden en mag direct na het planten niet te overvloedig water gegeven worden. Jonge beuken behouden hun afgestorven blad tot eind april wanneer het nieuwe blad uitloopt. Daarom zijn ze bijzonder geschikt voor een dichte, hoge haag.
Beuken worden vaak in lanen geplant. Zolang alle bomen gezond zijn gaat dit goed, maar wanneer een boom sterft, dan kan door zonnebrand de een na de andere boom volgen. Bij beukenbossen valt op dat er weinig tot geen ondergroei is, door het dichte bladerdak bereikt maar zeer weinig zonlicht de bodem, terwijl het looizuurrijke blad kruidachtige begroeiing tegengaat.
Beuken worden 200 tot 300 jaar oud. Als de beuk voor het beukenhout gebruikt wordt, moet deze echter veel jonger gekapt worden, omdat het hout anders onbruikbaar wordt door verkleuring en aantasting door schimmels. Het hout kan voor allerlei producten gebruikt worden zoals speelgoed (omdat het nauwelijks splintert), meubilair en parket. Het is niet geschikt voor gebruik buiten of in natte ruimtes, omdat het hout dan snel zwart verkleurt.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.