Boom 37

naar Boomoverzicht

Boom 36 < Boom 37 > Boom 38


Doodsbeenderenboom
Gymnocladus dioica



Geslacht Familie
Gymnocladus Leguminosae of Fabaceae
Vlinderbloemenfamilie

Plantjaar: 2015


Beschrijving van de soort Gymnocladus dioica:

De doodsbeenderenboom, Gymnocladus dioica, is een boom afkomstig uit het mid-westen en de hoge zuiden van Noord-Amerika. 

De hoogte varieert van 18 tot 21 m, de wijdte is 12-15 m en de stam kan tot een meter doorsnee worden. Een 10-jarige jonge boom zal ongeveer 4 meter hoog zijn. Meestal vormen er op een hoogte van 3 tot 4½ meter van de grond drie of vier hoofdstammen, die enigszins gespreid staan en elk een smalle piramidale kruin krijgen; wanneer er veel andere bomen omheen staan, ontwikkeld meestal één stam, die soms pas op een hoogte van 15-21 m takken vormt.

De doodsbeenderenboom is een matig snelgroeiende boom. De boom is meestal langlevend; gezonde bomen leven 100-150 jaar. De doodsbeenderenboom werpt zijn bladeren vroeg af tijdens de herfst en blijft dan maximaal 6 maanden kaal. De naakte verschijning van de boom wordt weerspiegeld door de Griekse geslachtsnaam van de doodsbeenderenboom’s: γυμνοκλαδυς = “naakte tak”. Door de afwezigheid van kleinere takken en late bladgroei, wordt de boom in Frans Canada ook wel “dode boom” genoemd.  De groeiende bladeren zijn opvallend vanwege de gevarieerde kleuren van de bladdelen; de jongste zijn licht roze, terwijl degenen die ouder zijn variëren van groen naar brons.

De schors is as-grijs en schilferig. De bloemen zijn tweehuizig, en de vrucht is een zware, houtachtige, dikwandige peul gevuld met zoete, dikke, kleverige pulp. De vruchtlengte varieert van 130 tot 250 mm; onbevruchte vrouwelijke bomen kunnen miniatuur pitloze peulen dragen. De bonen bevatten de toxine cytisine.

De bloemen verschijnen in juni, hebben 5 blaadjes en zijn groenig wit.

De taaie, leerachtige zaaddozen zijn te moeilijk voor veel dieren om door te kauwen en ze zijn te zwaar voor zowel wind- of waterverspreiding. Mede om die reden wordt vermoed dat de inmiddels uitgestorven mammoeten vroeger de peulen aten en en zo voor verspreiding zorgde. Dit zou verklaren waarom de boom in pre-historische tijden een veel groter verspreidingsgebied kende. Tegenwoordig groeit de boom alleen goed in watergebieden, en men denkt dat alleen in dergelijke vochtige omstandigheden de zaaddozen kunnen wegrotten, nodig voor ontkieming.

Het zaad kan worden gebrand en gebruikt als een substituut voor koffiebonen; echter, ongebrande peulen en zaden zijn giftig. Het hout van de boom wordt gebruikt door meubelmakers en timmerlieden.

bron | © info



Gerelateerde (nieuws)berichten:


naar Boomoverzicht


Boom 36 < Boom 37 > Boom 38